Nog voor zijn bataljon het front heeft bereikt wordt John Ball al bijna geraakt door een enorme granaat – zie het langere citaat op de pagina Auteur – maar vlak voor dat einde van het tweede deel van Tussentijd noemt David Jones tussen neus en lippen door nog iets anders:
(...) Ze raakten op hun gemak, spraken met elkaar en rookten. Ze vroegen elkaar waarom er daar de weeë geur van ananas leek te hangen. John Ball vond het maar vreemd dat in zijn mond en keel het scherpe bitter heerste van Parrish’s Food — tante Woodman in Norwood had dat tonicum in flessen staan. Een steile helling rechts, over een kletsnat weggetje zonder enige beschutting, langs de kuil vol voederbieten. (...)
Parrish’s Food was voor de schrijver en zijn tijdgenoten een bekend goedje. Zo heeft elke generatie bepaalde middeltjes die met de merknaam alleen al een hele wereld oproepen. Hansaplast overstijgt de generaties vast, maar met Natterman en Dermatol verraad ik vermoedelijk van welke ik ben. Parrish’s Chemical Food, zoals het zichzelf afficheerde vanaf het midden van de 19e eeuw, is in Engeland heel lang een begrip geweest en heeft het tot in de jaren 80 van de 20e eeuw volgehouden. Het was een mengsel van sulfaten, fosfaten, zuren, fijngestampte cochenille – die rode bladluis die vroeger het koekenglazuur zo mooi roze kleurde – suiker en oranjebloesemwater. Het was een tonicum zoals er vele waren, bedoeld ter versterking. Latere generaties vonden dat chemische wat minder een aanbeveling, maar het diende hetzelfde doel als levertraan, Pleegzuster Bloedwijn en de hedendaagse vitaminepreparaten: een beter gestel van de gebruiker en een vollere kas van de fabrikant. Wie meer wil weten over de precieze samenstelling kan terecht op deze Engelse pagina. Duidelijk is in ieder geval dat als bij levertraan de smaak niet de meest aangename was.
Maar wat rook er nu naar ananas en liet zo’n vieze smaak achter in mond en keel? De soldaten blijven in het ongewisse. Zoals steeds in het boek weet je als lezer van de oorlogsvoering ter plekke niets meer dan de soldaten. Geruchten te over, maar niemand weet wat er precies gaande is. Zo deel je in hun onzekerheid.
De geschiedenisboeken, de verhalen uit de loopgraven, vertellen wat er zo rook. Achter de frontlinie kwamen nog vlagen langswaaien van het eerste echte gifgaswapen: chloorgas. De Duitsers zetten in april 1915 het wapen voor het eerst in. En keer op keer roken de soldaten een geur van ananas en peper die op de keel sloeg en, als de concentratie hoog genoeg was, op de luchtwegen. Het gas tastte longen en slijmvliezen aan en leidde uiteindelijk tot verstikking. De dood rook naar ananas.