Ergens in deel 3 waar regen, modder en duisternis haast uit de pagina’s druipen, brengt de kou niet alleen lichamelijke ellende, maar ook een herinnering, een flard van een lied.
De geregelde flitsen van geschut waren opgehouden; er was helemaal niets te zien; het regende nog steeds gestaag, uit een heel scheve hoek, waardoor het lijf kletsnat werd; ze passeerden andere lijven, voortkrabbelend, rammelend, doorweekt; westwaarts trekkend, onzichtbaar, ongekend, geen woord over de lippen, geen groet gebracht. Een achterblijver in achtervolging — voortijlende geluidsgeest, hol hoestend van het rennen om weer bij te raken, hoestend zoals vreemden ’s nachts in een andere kamer, in een vreemden-huis; en nog een ander die achter hem aan komt, die nog sneller gaat — die een eind verderop nog aan het hoesten is, hoor je als de wind even stilvalt — zou-ie iets aan moeten doen, even bij de dokter langs, belachelijk als-ie er niks aan doet . . . als je er zo ’s nachts op uit moet. O, een kouder plek waar mijn lief moet dwalen kan er niet zijn — en het is nog vroeg, wacht maar tot maart en lengend licht over het lage lage land.
In de Aantekeningen, waarover later meer, vertelt Jones dat die plek waar mijn lief dwalen moet uit een volksliedje komt, ‘The Low Low Lands of Holland’. Dat maakt een vertaler uit die lage landen nieuwsgierig. En inderdaad is op internet al snel de volledige tekst gevonden met dit als tweede strofe, hier door mij vertaald:
Maar Holland is een koude plek,
een plek waar niets groens groeit,
En Holland is een koude plek
waar mijn lief dwalen moet
Het is een volksliedje in het kwadraat: het is een variant van ‘Lowlands of Holland’ die blijkbaar zelf zo veel werd gezongen dat er ook weer allerlei versies van zijn ontstaan.
Er zijn op internet ook talloze interpretaties te horen, maar die dateren vrijwel allemaal van na de Tweede Wereldoorlog en in niet één daarvan keert de tekst terug waar Jones aan refereert. Die is wel eerder te boek gesteld, maar blijkbaar steeds minder gezongen.
In de nu populaire versies is Holland juist een heerlijke plek die ontzettend groen is en waar het zeer goed toeven is. Misschien is de Britse afgunst op de oude zeerivaal eindelijk ten grave gedragen.
Ik heb zegge en schrijve één versie kunnen vinden waarin Holland nog een koude plek wordt genoemd, maar niet waar mijn lief dwalen moet. Het is wel één van de interessantste uitvoeringen, een uiterst trage van June Tabor die er haast meer een jazzballad van maakt dan een folksong.
Mocht iemand ooit een gezongen versie tegenkomen met de tekst die in Tussentijd opduikt, dan hoor ik het graag.
[En als altijd de vertalerstwijfel: had ik in plaats van plek toch voor oord moeten kiezen of had ik mezelf dan nu met de omgekeerde vraag zitten kwellen?]