De schrijver heeft als kind maandenlang dwars gelegen om niet naar een gewone middelbare school in Londen te hoeven, maar naar de Camberwell School of Arts and Crafts te kunnen gaan. Het was een soort ambachtsschool voor kunst en kunstnijverheid. De jonge David Jones ontwikkelde er zijn teken- en illustreertalent en koos er uiteindelijk de richting van de autonome kunst. Toen hij zijn diploma had gehaald, brak de Grote Oorlog uit. En de rest is geschiedenis die hier is na te lezen.
The Green Knight Bows to Gawain’s Blow – Clive Hicks-Jenkins
Tegenwoordig is de school een van de erkende kunstacademies van het land en in november en december 2018 is er een tentoonstelling ter ere van de oud-leerling, getiteld A Mythic Understanding: Inspired by David Jones waar werk van Jones te zien zal zijn, naast dat van velen die door hem zijn geïnspireerd. Meer informatie achter de titel van de tentoonstelling.
Piet Gerbrandy heeft de tijd genomen voor zijn recensie van Tussentijd in de eerste Nederlandse Boekengids van 2018 en dat betaalt zich uit in meer inzicht in het boek. Hij is duidelijk gegrepen door het werk. ‘Drie jaar diende Jones in de loopgraven, daarna kostte het hem bijna twintig jaar om een vorm te vinden die geschikt was voor wat hij erover wilde zeggen. Het resultaat is een zinderend prozagedicht in zeven delen, aangevuld met wonderlijke aantekeningen die vaak niet zozeer iets verklaren als wel het web van associaties vergroten en compliceren. Dat Hans Kloos erin geslaagd is het werk in swingend en indringend Nederlands te vertalen is niet minder dan een heroïsche prestatie, zeker omdat Jones vaak binnen één zin van stijlregister wisselt: verheven epiek, ambtelijk jargon, populaire liedjes en grove soldatentaal lopen voortdurend door elkaar.’
…Abel toen zijn broer hem vond – Kaïn doodt Abel, Jan Harmensz. Muller, naar Cornelis Cornelisz. van Haarlem, 1587 – 1591 (collectie Rijksmuseum)
Wat in deze bespreking vooral naar voren komt is de continuïteit en de breuk. In het oorlogsbedrijf, zoals Jones zelf ook in zijn inleiding en noten keer op keer beklemtoont. En in literaire zin.
Die voortgang van een traditie komt sterk naar voren in de zogenaamde grootspraak van Dai Overjas, een lyrische evocatie van momenten en personen uit het krijgsverleden waarmee de grootspreker zichzelf en zijn strijdmakkers verbonden weet. Gerbrandy haalt het begin ervan aan. Ik citeer hier een iets langer stuk:
Mijn vaderen35 stonden aan de zijde van de Zwarte Vorst van Wales
bij de toorn
van de blinde Boheemse koning.
Zij dienden op deze velden,
het staat in de historiën voor u te lezen, korporaal — jongens van Gower waren ze — het staat geschreven — jawel.
En Methusalem dan, Daaf?
Ik was bij Abel toen zijn broer hem vond,
onder het groene hout.
Ik bouwde een schijthuis voor Artaxerxes.A
Ik was de speer in Balins hand
die koning Pellams land tot een woestenij maakte.
Ik pakte de gladde stenen uit de beek,
ik was bij Saul
en speelde voor hem.
Ik zag hem gewapend als Derfel Gatheren.B
Ik het voslopend vuur
dat verteert op het tarweland;
en in het staande graan van Cantium een poging deed tot een opstelling — (tussen donkere augustuseiken schoten hun bonte lijven heen en weer)C
En zo gaat het zo’n vijf bladzijden lang door van de allereerste moord tot aan een heel nabij verleden waarin Britse, bijbelse, Griekse, Romeinse, Europese, Perzische, Afrikaanse, Indiase, Russische geschiedenis allemaal aan elkaar geregen worden in een vorm die traditie is en er tegelijk mee breekt.
In zijn noten – voor deze vijf bladzijden maakt hij zelfs een eigen notenapparaat met letters in plaats van cijfers – geeft Jones aan dat de grootspraak een oud literair genre is dat al bekend is uit de bijbel en andere klassieke werken. Zelf heeft hij zich hier onder andere laten inspireren door de mythische Welshe bard Taliesin en door de woorden van Jezus uit Johannes 8:58. En in de taal klinken ook echo’s uit de oude literaturen, maar in de wilde, lyrische, niet rijmende vorm breekt hij met alle voorgaande tradities. Dat is de kracht van dit werk, dat het de breuk laat samengaan met het voortzetten van de traditie.
De classicus Gerbrandy ziet ook de verbanden met de klassieke mythologie en literatuur. In de ‘koningin van het woud’ herkent hij de wrede godin Diana. En in de passages waarin zij voorkomt, ziet hij dat Jones ‘de verschrikkingen van de oorlog koppelt aan pure, zelfs tedere schoonheid, waarmee hij zich een waardig erfgenaam van Homerus betoont’.
En die voortzetting en breuk vindt ook plaats in het krijgsbedrijf van de Eerste Wereldoorlog, zoals Gerbrandy terecht opmerkt: ‘De oorlog had iets gewoons, iets rommeligs. Dat veranderde in 1916, toen het grote verdelgen begon. Tussentijd laat zien hoe een in de menselijke natuur ingebed verschijnsel onverhoeds omslaat in een onthutsende machinerie die aan elke humaniteit een einde maakt, waarbij niettemin de mogelijkheid wordt opengelaten dat Moeder Aarde ook deze puinhoop weer in zich zal opnemen. Dit is een verpletterend boek, in een briljante vertaling.’
En met slaperige ogen Jimmy Groves10 plompe plunjebalengestalte met moeite omhoog zien waggelen, vlak voor je, zijn donkere silhouet schommelt even boven je — en dan glijdt hij weg de nacht in en je voeten volgen waar hij lijkt te zijn gegaan.
Jimmy Grove is een van de soldaten in het peloton van John Ball, dat wordt geleid door meneer Jenkins. In zijn 10e aantekening bij deel 3 van Tussentijd maakt Jones duidelijk dat die naam een eerbetoon is aan ‘Scarlet Town’ uit het lied Barbara Allen.
fragment van een gravure uit het eind van de 18e eeuw met de tekst van Barbara Allen (EBBA ID: 30145; British Library – Roxburghe 2.25) De graveerstijl van Jones lijkt hier en daar op die van deze goedkope gravures, de zogenaamde broadsides.
Nu zijn er twee interpretaties van Scarlet Town: het is een verwijzing naar de plaats Reading en de uitspraak daarvan (Redding) of het is een wat bijbelse manier om naar een gedeelte van de stad te verwijzen dat we in het Nederlands nog steeds ‘de rosse buurt’ noemen. Lees verder →