Dylan, David en Dai

Dylan Thomas was een fan van David Jones. Thomas schijnt geen last te hebben gehad van valse bescheidenheid. Dus duidt deze uitspraak van hem op echte bewondering: ‘Ik zou maar al te graag iets hebben gemaakt wat even goed is als wat David Jones maakt’.

Dylan Thomas

Dylan Thomas bij de BBC

Vandaar dat hij vermoedelijk niet alleen om den brode heeft meegewerkt aan de verhoorspelling door de BBC van zowel Tussentijd als The Anathemata. Jones had gemengde gevoelens over de uitzendingen en uitvoeringen. Zelfs Richard Burton ontving geen lof, maar de dichter was elke keer wel content met de bijdrage van zijn collega Dylan Thomas die zijn stem gaf aan Dai Overjas. Dai is de Welshe variant van David en Jones heeft zich zijn leven lang in het soort overjas gehuld dat hij aan het front al droeg. Het personage is op zijn minst in naam een zelfportret.

De BBC heeft op de eigen site een kort stukje geplaatst uit Dai’s grootspraak, de centrale lyrische monoloog van het vierde, middelste deel. Het wordt in- en uitgeleid door de echtgenote van de opnameleider en is hier te beluisteren.

Verheugend voorbeeld

Het wordt bijna eentonig maar ook in de Volkskrant wordt de loftrompet gestoken over Tussentijd en de vertaling. De papieren editie kopt ‘Knappe vertaling van oorlogsklassieker’, wat de onderkop is in de digitale versie met daarboven: ‘Deze oorlogsklassieker is voor een breder lezerspubliek’.

‘Als Jones’ boek In Parenthesis uiteindelijk verschijnt, is de ontvangst juichend, maar het raakt nooit omarmd door het brede lezerspubliek. Sinds een paar jaar vindt er een rehabilitatieproces rond de schrijver plaats. De zojuist verschenen knappe Nederlandse vertaling van de lyrische roman Tussentijd is daarvan een verheugend voorbeeld.’

De enthousiaste recensent is ook geraakt door Jones’ vooruitziende blik die in dit bericht al ter sprake komt en hij wijst op één van de effecten van het binnenhalen van oudere teksten: “De verwijzingen naar de wereldliteratuur maken beelden soms nog grimmiger dan ze al zijn, zoals die naar Lewis Carrolls Cheshire Cat, wanneer een soldaat door een granaatexplosie wordt onthoofd: ‘zijn gelaat grijnst als de Kolderkat / in alle ijselijkheid. / Het kwam onder hem terecht toen de aarde had gebeefd – en de neuskap schraapte het leer van zijn hiel’.”

Kolderkat

Op zeer veel uitgaven van Alice in Wonderland prijkt de tronie van de Kolderkat. Dit is een moderne schooluitgave.

De Cheshire Cat is een klassiek vertaalprobleem waar elke vertaler Lees verder

Aan de wouden van heel de wereld is deze macht

klaprozen Mametz

Een paar klaprozen in het veld rond het bos van Mametz, september 2017

Het bos van Mametz – zie ook de berichten van 14 september en 30 september – is een schoolvoorbeeld van wat dankzij schrijverschilder Armando een schuldig landschap is gaan heten, een plek waar ooit iets verschrikkelijks heeft plaatsgevonden terwijl alles er inmiddels weer vrolijk groeit en bloeit.

Het aan de natuur toekennen van menselijke eigenschappen is hier een uit nood geboren poging, een mechanisme om de gevolgen van menselijke daden een plaats te geven, hanteerbaar te maken. En een gedenkteken als de Welshe draak bij Mametz Wood wordt zo een poging iets van de schuld van dat landschap te verlichten. En de klaproos, die ook in september 2017 bloeit in de velden rond dat bos, is het teken van die schuld geworden, maar daarmee ook het symbool van de poging door herdenken iets van die schuld in te lossen.

In Tussentijd is het landschap nog niet schuldig, in ieder geval nog niet op deze manier, maar vooral de bossen lijken wel op zijn minst te leven. In het begin van het vierde deel bevindt het peloton van John Ball zich in de vroege ochtend bij het bos van Biez:

      Daar op tien uur van die scheve schroefpiket, waar de horizon zelf zijn eigen naam verzon voor hun geknepen ogen, vormde een schuivend duister van velerlei substantie voor hun eigenste kijken een beboste helling.
      Pel die mutsen af — om met hun gespitste oren
de vroege vogel op te vangen,
en het magere gekwetter
van decembers gloren
uit het bos van Biez op
te horen piepen.
      De mist van Biezbos, eiland in de lage nevels, bolde booms
verstoppertje met het wit diafaan.
      Voor hun ogen leek het woud te bewegen,
                                 een bewegend woud geschouwd.
                                 Paraat.
                                 Paraat.
                                 Paraat geweer.

[Lees bij het paraat staan ook dit bericht.]
Even later staat John Ball wacht en ziet hij Lees verder

Nieuwe muziek voor een oud boek

Passendale voor en na de slag

Passendale voor en na de slag, boven en onder.

David Jones heeft gevochten in de slag bij Passendale – Passchendaele schrijven de Britten meestal – al bracht hij een deel ervan ook door in de reservelinie, tot zijn ongenoegen. Niet omdat misplaatste heldenmoed bezit van hem had genomen, zoals een furieuze superieur dacht, maar omdat hij liever met zijn maten in zijn eigen bataljon optrok dan dat hij achterbleef tussen vreemden. Misschien is dat bevel om in de reservelinie te blijven wel de oorzaak dat hij zo lang heeft gediend in de Grote Oorlog en hem heeft overleefd, want de verliezen waren aan beide kanten enorm in deze orgie van staal, bloed en modder.

Concrete voorvallen uit deze Derde slag om Ieper komen niet voor in Tussentijd. Het zijn vooral beschrijvingen van het verwoeste loden landschap, het gezeul door het slijk, de blank staande loopgraven die in het boek terugkeren. Pas veel later zou hij deze periode nadrukkelijker oproepen in (The Book of) Balaam’s Ass dat is opgenomen in het laatste boek dat hij zelf nog heeft zien verschijnen, The Sleeping Lord (and Other Fragments).

Gone West, sponsor van de vertaling van In Parenthesis, heeft de in België bepaald niet ongekende Flip Kowlier, gevraagd zich te laten inspireren door die vertaling, Tussentijd. Kowlier is zelf afkomstig uit de West-Vlaamse contreien en geeft vrijdag 13 oktober een concert op het terrein van het Memorial Museum Passchendaele. Het is geen opera gebaseerd op het werk zoals in Groot-Brittannië is gemaakt en waarover later meer. In dit geval is het nieuwe muziek met nieuwe teksten, geïnspireerd door Tussentijd maar niet letterlijk hetzelfde, al zal er zo nu en dan een compleet citaat klinken. Hier vind je meer informatie, ook over de tickets voor het concert. Tom “dEUS” Barman geeft de volgende dag op dezelfde plek ook een Gone West-concert.

still met Kowlier uit de promotieclip van Gone West

Draak

David Jones had als frontsoldaat een vooruitziende blik, en hij was niet de enige. Een veelzeggende verhaallijn in het laatste deel van Tussentijd is de worsteling van de gewonde John Ball om zijn geweer mee te krijgen als hij weg probeert te kruipen uit de frontlinie. ‘Laat maar liggen voor een toerist die met Cook naar de Verwoeste Gewesten reist en kruip zo ver weg als je kunt en wacht op de dragers’, schiet hem door het hoofd. Jones wijdt er een van de laatste aantekeningen aan, nummer 44:

Dit lijkt misschien een anachronisme, maar ik herinner me dat ik het in 1917 met een vriend over de toeristische mogelijkheden had, mocht de vrede ooit weerkeren. We gingen er zeer gedetailleerd op in, weet ik nog, en vroegen ons af of de onontplofte granaat vlak naast ons ooit een toerist de lucht in zou laten vliegen en hoe mensen zich zouden laten fotograferen op onze borstweringen.

Rond de voormalige slagvelden, militaire begraafplaatsen, gedenktekens en musea heerst een eeuw later in het Frans-Belgische grensgebied een grote toeristische bedrijvigheid.

© 2017 Aja Schwarz

Britse bezoekers bij het monument voor de gevallenen bij de slag om het bos van Mametz, september 2017 [foto © A. Schwarz]

Ook bij het bos van Mametz — zie eerder bericht — waar de gewonde schrijver zelf heeft geworsteld met zijn geweer en het uiteindelijk Lees verder

Ananas en chemisch eten

Nog voor zijn bataljon het front heeft bereikt wordt John Ball al bijna geraakt door een enorme granaat – zie het langere citaat op de pagina Auteur – maar vlak voor dat einde van het tweede deel van Tussentijd noemt David Jones tussen neus en lippen door nog iets anders:

(...) Ze raakten op hun gemak, spraken met elkaar en rookten. Ze vroegen elkaar waarom er daar de weeë geur van ananas leek te hangen. John Ball vond het maar vreemd dat in zijn mond en keel het scherpe bitter heerste van Parrish’s Food — tante Woodman in Norwood had dat tonicum in flessen staan.
      Een steile helling rechts, over een kletsnat weggetje zonder enige beschutting, langs de kuil vol voederbieten. (...)
Parrish's Food

oude krantenadvertentie

Parrish’s Food was voor de schrijver en zijn tijdgenoten een bekend goedje. Zo heeft elke generatie bepaalde middeltjes die met de merknaam alleen al een hele wereld oproepen. Hansaplast overstijgt de generaties vast, maar met Natterman en Dermatol verraad ik vermoedelijk van welke ik ben. Parrish’s Chemical Food, zoals het zichzelf afficheerde vanaf het midden van de 19e eeuw, is in Engeland heel lang een begrip geweest en heeft het tot in de jaren 80 van de 20e eeuw volgehouden. Het was een mengsel van sulfaten, fosfaten, zuren, fijngestampte cochenille – die rode bladluis die vroeger het koekenglazuur zo mooi roze kleurde – suiker en oranjebloesemwater. Het was een tonicum zoals er vele waren, bedoeld ter versterking. Latere generaties vonden dat chemische wat minder een aanbeveling, maar het diende hetzelfde doel als levertraan, Pleegzuster Bloedwijn en de hedendaagse vitaminepreparaten: een beter gestel van de gebruiker en een vollere kas van de fabrikant. Wie meer wil weten over de precieze samenstelling kan terecht op deze Engelse pagina. Duidelijk is in ieder geval dat als bij levertraan de smaak niet de meest aangename was.

Maar wat rook er nu naar ananas en liet zo’n vieze smaak achter in mond en keel? De soldaten blijven in het ongewisse. Zoals steeds in het boek weet je als lezer van de oorlogsvoering ter plekke niets meer dan de soldaten. Geruchten te over, maar niemand weet wat er precies gaande is. Zo deel je in hun onzekerheid.

Gasmaker

één van de vele soorten gasmaskers die tijdens WO I in omloop kwamen

De geschiedenisboeken, de verhalen uit de loopgraven, vertellen wat er zo rook. Achter de frontlinie kwamen nog vlagen langswaaien van het eerste echte gifgaswapen: chloorgas. De Duitsers zetten in april 1915 het wapen voor het eerst in. En keer op keer roken de soldaten een geur van ananas en peper die op de keel sloeg en, als de concentratie hoog genoeg was, op de luchtwegen. Het gas tastte longen en slijmvliezen aan en leidde uiteindelijk tot verstikking. De dood rook naar ananas.


					

Le bois de Mametz

Het wordt in Tussentijd niet met name genoemd, maar is in Groot-Brittannië misschien wel bekender dan in Frankrijk zelf, Mametz Wood, le bois de Mametz, het bos van Mametz. Het is een van de hardnekkigste Duitse haarden van verzet tijdens de beruchte Slag aan de Somme. Terwijl ze in de omgeving al ver worden teruggedrongen, houden Duitse elitetroepen stand in een bos van amper één vierkante kilometer.

David Jones maakt deel uit van de weinig succesvolle Britse aanvalsgolf op 7 juli 1916, raakt gewond en weet toch het grootste stuk terug te kruipen door struiken, granaatkraters, over zwaarder gewonden en lijken. Uiteindelijk wordt hij gevonden door brancarddragers die hem afvoeren.

Mametz Wood

aan de rand van het bos van Mametz [© 2017 H. Rystadius]


John Ball raakt in het laatste deel van het boek op identiek terrein verzeild en verdwaald – zie citaat vorige bericht – en ook op dezelfde manier gewond. Het is één van de meest aangrijpende, lyrische delen waarin oorlogswaanzin, poëzie en mythologie samen een betoverende werkelijkheid vormen.

De vertaler is onlangs dit plukje bomen in het agrarische Noord-Franse land in ogenschouw gaan nemen en trof aan de rand van het bos deze klimplanten die behalve een boom een oud bordje – jacht voorbehouden, privé-eigendom – overwoekeren, vergezeld van een vlaggetje dat een gedenkteken zal willen zijn voor de Royal Welch Fusiliers, het regiment waartoe David Jones heeft behoord. Binnenkort meer.

Een aangename aanblik

            En die andere schreeuwt vanuit het sporkehout.
            Hij roept om Elsa, om Manuela
om de pastoor van Burkersdorf in Saksen-Altenburg.
            Je grist zijn gevallen steelgranaat in het voorbijgaan mee, maar hij bevalt je toch niet en bovendien weet je niet meer hoe hij werkt. Het gekleurde etiket op de steel vind je wel mooi,18 je gooit hem in het hoge bos-onkruid.
            Dubbele detonaties, heen en weer als na een goede aanvalsservice aan een tennisnet, markeren zo links en rechts het openbreken van het woud.

Midden in het bos waar de zware, onoverzichtelijke strijd woedt, is John Ball zijn medestrijders kwijtgeraakt. In de hectiek van het moment heeft hij oog voor iets moois, net als David Jones zelf, getuige zijn aantekening bij het laatste deel van Tussentijd: ’18. gekleurde etiket op de steel. Ik kan me niet voor de geest halen wat het nu was, een stempel of een etiket op de steel van een Duitse steelgranaat, maar ik weet nog dat ik de aanblik op de een of andere manier aangenaam vond — zoals alles van buitenlandse makelij interessant kan zijn, vermoed ik.’

Het zal waarschijnlijk een stempel zijn geweest, want op de talloze internetfoto’s van de Stielhandgranate uit die tijd is geen etiket te zien. Het ding ziet eruit als een vreemde politieknuppel. Volgens de Britten was een andere gelijkenis het grootst. Zij noemden het ook wel de Potato Masher, de pureestamper.

In het huidige (aan te raden) museum in Zonnebeke waarbij de alles verwoestende Slag bij Passendale in woord en beeld wordt herdacht, komt ook dat sentiment aan bod. Te midden van alle herinneringen aan bloed en modder, ellende en ontbering staat in één van de laatste zalen een groot geschut opgesteld met langs de wanden vitrines vol kleurige, fonkelende projectielen van elk denkbaar kaliber.

bommenvitrines

vitrines in het Memorial Museum Passchendaele 1917 (foto © 2017 H. Rystadius)

Een onderkomen voor luizen

‘Zo zag luitenant Jenkins ze staan, op de plaats rust, log met hun voeten in de diepe voren vol water die de wielen van boerenwagens hadden gemaakt; hooisprietjes hingen nog aan hun uitrusting en in de zachte, schone vacht van hun jack dat, gisteren aangevoerd door Bevoorrading, hun onverwacht een zekere gestalte en karakter, en rechtmatigheid verleende — uit nood geboren.3′

schapenvachtjack

(fotograaf vooralsnog niet achterhaalbaar)

‘Deel 2, aantekening 3. hooisprietjes . . . uit nood geboren. Korte jacks gemaakt van de vacht van schapen, geiten of andere beesten werden tegen de kou verstrekt aan de manschappen in de linies. Ze werden naderhand afgedankt ten faveure van geprepareerde leren jacks die, al waren ze lang zo fascinerend niet, wel minder onderkomen boden aan luizen.’

What’s in a name

En met slaperige ogen Jimmy Groves10 plompe plunjebalengestalte met moeite omhoog zien waggelen, vlak voor je, zijn donkere silhouet schommelt even boven je — en dan glijdt hij weg de nacht in en je voeten volgen waar hij lijkt te zijn gegaan.

Jimmy Grove is een van de soldaten in het peloton van John Ball, dat wordt geleid door meneer Jenkins. In zijn 10e aantekening bij deel 3 van Tussentijd maakt Jones duidelijk dat die naam een eerbetoon is aan ‘Scarlet Town’ uit het lied Barbara Allen.

fragment van een gravure uit het eind van de 18e eeuw met de tekst van Barbara Allen (EBBA ID: 30145; British Library – Roxburghe 2.25) De graveerstijl van Jones lijkt hier en daar op die van deze goedkope gravures, de zogenaamde broadsides.

Nu zijn er twee interpretaties van Scarlet Town: het is een verwijzing naar de plaats Reading en de uitspraak daarvan (Redding) of het is een wat bijbelse manier om naar een gedeelte van de stad te verwijzen dat we in het Nederlands nog steeds ‘de rosse buurt’ noemen. Lees verder